Nederland is meer ‘robotproof’ dan gedacht, zo kopte het FD op 4 april. Nieuw onderzoek wijst uit dat we in Nederland slechts 11,4% van de banen verliezen aan robots, in plaats van de eerder berekende 47%. Robert Went van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid vindt dat we onnodig bang zijn gemaakt met eerdere negatieve voorspellingen over de banenmarkt. De vlag kan uit. We kunnen weer gaan rustig slapen.
Maar waarom toch die angstige en negatieve houding? Waarom missen we hier de context van positieve veranderingen? Dat we anders opgeleid moeten worden en straks ander werk kunnen gaan doen. Dat er nieuwe banen ontstaan! Dus laten we nu niet langer onze kop in het zand steken na deze berichten dat we onnodig bang zijn gemaakt. Het lijkt soms wel alsof we in Nederland nog steeds niet willen geloven dat artificial intelligence hier is om te blijven. In plaats van dit tegen te gaan, kunnen we misschien beter nadenken over hoe we in de toekomst samen willen werken met technologie en wat we als Nederland hierin belangrijk vinden?
Onlangs publiceerde de Europese Commissie het strategiedocument The Age of Artificial Intelligence. Daarin werd een vergelijking gemaakt tussen de ontwikkeling van AI in Europa ten opzichte van China en de VS. China wil de nummer één AI-speler van de wereld worden. Europa, groot geworden door de industrie, komt niet mee in het AI-geweld van de andere grootmachten. Bedrijven in Europa zijn traag in hun technologieadoptie. Slechts 4% van de totale data die opgeslagen zijn door al die particulieren en bedrijven is gehuisvest in Europa. En waar tussen 2002 en 2015 het aantal ICT-patenten in India verdubbelde en met bijna 50% groeide in China, nam het aantal ICT-patenten in Europa in diezelfde periode af.
Waar tussen 2002 en 2015 het aantal ICT-patenten in India verdubbelde en met bijna 50% groeide in China, nam het aantal ICT-patenten in Europa in diezelfde periode af
De hoogste tijd dus om te stoppen met onze focus op het verlies van banen en te kijken naar onze rol in de toekomst. We moeten investeren, innoveren, reguleren en onderwijzen. Ik zie een mooie kans voor Europa, met Nederland als kennisland voorop. Waar China en de VS zich vooral richten op de technologie, kunnen wij als Europa groot worden met de humane aanpak van AI en de ethische vraagstukken rondom technologie. Niet de AI-technologie als doel op zich, maar in samenhang met onze waarden, normen en menselijkheid. De technologiesector, de wetenschap, onderwijssector, en de politiek kunnen dit samen.
Want nu AI technisch in staat is om zichzelf te ontwikkelen, wordt de humane kant van technologie steeds belangrijker. Robots kunnen hun eigen robots creëren, maar alles wat die robots doen en laten is afgekeken van ons menselijk handelen. Microsoft’s chatbox Tay was binnen een aantal uren na lancering al racistisch, omdat het communiceerde met en leerde van racistische Twittergebruikers. Mo Gawdat zegde zelfs zijn topbaan bij Google op om prediker te worden van geluk. Hij gelooft dat als mensen niet gelukkiger worden, AI net zo negatief wordt als de mensheid. De relatie tussen mens en robot zal dan gekenmerkt worden door macht en overheersing.
Ik pleit voor een rol als AI-voortrekker. Nederland wordt van een kenniseconomie de leider in social artificial intelligence. Als machines zelf kunnen leren, moeten wij een deel van onze kennis en de bijbehorende banen durven loslaten. Als een van de gelukkigste landen in de wereld kunnen we het goede voorbeeld geven aan al die robots. Als wij ons niet overbodig voelen, dan worden we dat ook niet. Nummer 1 worden in de aanvraag voor patenten waarbij mens en technologie samen het beste halen uit elkaar: dat is wat mij betreft een robotproof land!